De slimste vogelgids is een boekje dat ik sinds kort steeds meeneem op tocht. Kende ik vroeger niets van vogels, dan weet ik nu de Waterhoen van de Meerkoet te onderscheiden.
Varen op het water heeft vanzelf een vogelliefhebber van me gemaakt. En wat is een vogelliefhebber nu zonder kennis van die mooie dieren?
Vogels herkennen en iets over ze te weten komen, is een leuke activiteit voor onderweg.
Tijdens je volgende tocht over Vlaamse waterwegen… kom je zeker deze vogels tegen. Laat je gidsen door deze beknopte beschrijving van vogelkenner Jan Rodts:
De fuut is de grootste en wellicht ook de bekendste fuut in het grootste deel van Europa. Van al onze inheemse vogels is de paringsceremonie van de fuut wellicht de meest opwindende. Ze bestaat uit allerlei rituelen zoals het tegenover elkaar kopschudden, het samen opzwemmen, rechtop in het water ‘staan en elkaar besluipen in de zogenoemde ‘kathouding’ waarbij het mannetje of vrouwtje de ander zijn of haar witte vleugelpartijen laat zien. Telkens als de vogels elkaar tegenkomen, begroeten ze elkaar uitbundig.
Aalscholvers hadden tot laat in de twintigste eeuw sterk te lijden onder menselijke vervolging. Gecombineerd met een algemene achteruitgang van de waterkwaliteit leidde dit in heel Europa tot een decimering van de broedpopulaties. Na beschermingsmaatregelen in de meeste landen begon het tij langzaam te keren. Aalscholvers zijn trouwens geen pest voor de vissers onder ons, integendeel. De vogels halen in de broedtijd vissen van 15 tot 30 cm uit het water zodat kleinere vissen meer kansen krijgen en de visstand toeneemt.
In tegenstelling tot wat zijn naam doet vermoeden, is de helblauwe ijsvogel helemaal niet opgewassen tegen strenge winters. De Nederlandse naam kan een verbastering van de Germaanse naam Eisenvogel zijn, wat ‘ijzervogel’ betekent. Die slaat op de metaalachtige glans van het verenkleed.
De dodaars is onze schuwste en kleinste, inheemse fuut. Hij is zo klein dat hij wel eens verward kan worden met een eendenkuiken. Hij heeft een zeer gedrongen lichaam met een vrij korte hals en een opvallende poederdons op het achterlichaam. Ook opvallend is de lichtgele ‘mondhoek’ die fel contrasteert met de donkere snavel en dito kin/keel. Ook de witte punt op de snavel is kenmerkend voor de dodaars.
Met waterhoen is een rumoerige, nogal nerveuze vogel die gemakkelijk de strijd aangaat met indringers van zijn eigen soort, vooral in het voorjaar. Sommige mensen verwarren de waterhoen wel eens met een meerkoet, maar het uiterlijk verschil is zeer groot. Om te beginnen is het waterhoen veel kleiner en slanker dan de meerkoet. Het heeft ook een rode bles en snavel met gele punt, terwijl de meerkoet een witte snavel en bles heeft. De waterhoen heeft ook een zwart-witte onderstaart die vrij constant op en neer wipt.
Qua lichaamsbouw lijkt de roetgrijze meerkoet wel een beetje op een waterhoen, maar ze is groter en zwaarder gebouwd. De witte snavel en bles zijn het meest karakteristieke kenmerk waardoor de soort onmogelijk met een waterhoen kan worden verward. De meerkoet drijft op het water als een kurk en grondelt tijdens het foerageren met het achterlijf in de lucht. Ze wordt vaak gezien als zij met flapperende vleugels over het wateroppervlak stuift.
De blauwe reiger is een grote, stevig gebouwde waadvogel met lange, geel-groen-grijze poten en een slanke, witte hals met op de voorzijde donkerblauwe lengtestrepen. Tijdens de vlucht houdt hij de hals altijd ingetrokken waardoor hij nooit verward kan worden met een kraanvogel of ooievaar. De bovenzijde van zijn verenkleed is overwegend asgrijs van kleur, de onderzijde grijswit. Als fervente viseter beschikt hij over een krachtige, grijsgele tot groenachtige snavel die in de paartijd geel-oranje kleurt.
De oeverzwaluw is de kleinste van alle zwaluwen die in België en Nederland broeden. Het is ook de enige zwaluw met een grijsbruin verenkleed. In tegenstelling tot de boerenzwaluw heeft de oeverzwaluw een zwak gevorkte staart. Een ander belangrijk kenmerk bij deze zwaluw in de vlucht is de witte onderzijde met bruine band die dwars over de borst loopt. De kop heeft een bruine kap die tot onder het oog reikt.
De blauwborst behoort, net zoals de roodborst tot de familie van de lijsterachtigen. Vooral het vrouwtje valt goed op door de glanzende, kobaltblauwe keel en borst, de roest-oranje borstband, de brede, bleek-beige wenkbrauwstreep en de roest-oranje staartbasis. In België en Nederland broedt de zogenoemde witgesterde ondersoort cyanecula. Je herkent ze aan het witte vlekje in het midden van de blauwe borst.
Het onmiskenbare mannetje van de rietgors is de enige zangvogel in rietvegetaties met een zwarte kop. Hij is dus makkelijk te onderscheiden van alle andere rietvogels, zeker als hij op een rietstengel of een dorre tak in de top van een wilg zit te zingen. De brede, witte halsband die over de schouders doorloopt naar de borst contrasteert sterk met de zwarte keel en bef, en met de donker gestreepte, bruin-beige rug. Het vrouwtje is minder opvallend getekend, maar is toch te herkennen aan de bleke wenkbrauw- en snorstreep.
Vogelkenner Jan Rodts, auteur van De slimste vogelgids, stelde voor kanotips.be een top-15 samen van vogels die je aantreft tijdens een tocht over Vlaamse waterwegen.
Zijn top-15 (van klein naar groot):
De slimste vogelgids van Jan Rodts, een uitgave van Houtekiet.
ISBN 9789089248978